Afname

Aandachtspunten:

Gestold bloed, plasma of lumbaal vocht wordt zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen de 2 uur na afname, op kamertemperatuur naar het laboratorium gebracht.

Indien het serum een correcte pre-analytische fase onderging, en sindsdien bewaard wordt in de serotheek, kan een bijaanvraag gebeuren tot 1w na afname. Indien de bijaanvraag later komt, is overleg met verantwoordelijke microbiologe aangewezen.

Analyse

Uitvoerend labo:
Hoofdlabo Waregem
Antwoordtijd:
virale antilichamen maximaal 8/aanvraag

Referentiewaarden

Leeftijd Man Vrouw
Neg: <0.9
Grijze zone: 0.8-1.2
Positief vanaf >1.2 index
Neg: <0.9
Grijze zone: 0.8-1.2
Positief vanaf >1.2 index

Wetenschappelijk

Wetenschappelijke Info:

Een positieve IgG titer in het bloed wijst op een vroeger doorgemaakte infectie of op een succesvolle vaccinatie. Kruisreactie met andere Paramyxovirussen is mogelijk. Het bofvirus behoort samen met het mazelenvirus, parainfluenzavirus en RSV tot de familie van de paramyxoviridae. Het virus veroorzaakt parotitis bij kinderen, maar kan ook leiden tot o.a. meningitis, pancreatitis, doofheid en orchitis met steriliteit tot gevolg. Na infectie verkrijgt het individu levenslange immuniteit.
Het opsporen van specifieke IgG antistoffen tegen het bofvirus in serum of plasma kan nodig zijn voor het vaststellen van vroegere infectie, voor het opsporen van niet-gevaccineerde personen, voor het opvolgen van de immuniteit na vaccinatie en voor epidemiologische studies. Het opsporen van IgG antistoffen tegen het bofvirus in cerebrospinaal vocht kan nuttig zijn bij vermoeden van door bofvirus geïnduceerde encephalitis.

Tijdens de huidige bofepidemie in Vlaanderen, gestart in de 2de strimester van 2012 initieel onder vnl Gentse geneeskundestudenten, zien we dat de serologische interpretatie bemoeilijkt is, gezien het hier grotendeels gaat om infecties in gevaccineerde jongeren. De infectie met een circulerende bofvirus van genotype G5, terwijl de vaccinale stam een genotype A (Jeryl Lynnvaccinstam uit 1967) betreft, lokt in het algemeen een vrij laattijdig boostereffect uit thv de IgG-bepaling, zonder detecteerbare IgM-concentraties te veroorzaken. Dit maakt dat serologie in de acute fase van infectie geen 100% uitsluitsel kan geven omtrent diagnostiek bofinfectie (waar een zoektocht naar het virus zelf of viraal RNA in respiratoir staal meer van nut zou kunnen zijn igv parotitis) gezien IgM meestal negatief blijkt te zijn en IgG duidelijk positief. Serokinetiek dient bewijs te leveren, maar men heeft geduld nodig.

Nomenclatuur

Nomenclatuurcode:
551574
Beschrijving:
551574 - 551585 B 250 Opsporen van IgG antilichamen tegen bofvirus #(Maximum 1) (Cumulregel 328)
Bron: RIZIV website op 01/05/2024

Laatst gewijzigd op

2014-03-24 15:54:00