kamertemperatuur of 4 - 8 °C: 24 uur
Leeftijd | Man | Vrouw |
---|---|---|
< 24 maand | 180-430 U/l | 180-430 U/l |
24 maand - 12 j | 110-295 U/l | 110-295 U/l |
> 12 j | 120-248 U/l | 120-247 U/l |
Bij deze test wordt het LDH (= lactaatdehydrogenase) gehalte in het bloed bepaald.
De arts zal een LDH bepaling uitvoeren om weefselschade te detecteren, bvb. onder de vorm van schade aan het hartspierweefsel (bvb. bij een hartinfarct) of bloedarmoede door overmatige afbraak van rode bloedcellen (‘hemolyse’).
Het LDH gehalte geeft ook een idee over de ernst van de weefselschade. Ook kan het LDH gebruikt worden om weefselherstel op te volgen.
LDH, ook wel het lactaatdehydrogenase genaamd, is een intracellulair enzym dat wijd verspreid is in het menselijk lichaam. Het enzym speelt een belangrijke rol in het koolhydraatmetabolisme, meer specifiek in de anaerobe glycolyse: het katalyseert namelijk de omzetting van lactaat naar pyruvaat. Het LDH is aanwezig in veel verschillende weefsels onder verschillende mogelijke vormen (iso-enzymen), gaande van LDH1 t.e.m. LDH5, en is dus een aspecifieke marker. De proportie van de iso-enzymes verschilt naargelang de verschillende weefsels. In het hartspierweefsel is bijvoorbeeld proportioneel het meest LDH1 aanwezig, waar in de lever het LDH5 predomineert en in de rode bloedcellen LDH1 en LDH2. Aan de hand van elektroforese kunnen de individuele iso-enzymen
gemeten worden en kan bepaald worden welke iso-enzym stijging verantwoordelijk is voor de stijging in het totaal LDH en vanwaar de weefselschade mogelijks afkomstig is.
Lactaatdehydrogenase komt vrij en komt in het bloed terecht bij weefselbeschadiging. Het LDH bvb. wordt beschouwd als een laattijdige merker van myocardbeschadiging. Lactaatdehydrogenase blijft namelijk, net zoals de troponines, een langere tijd aanwezig in de bloedbaan, in tegenstelling tot troponine. Om die reden is het dus een handige diagnostische merker bij grote tijdsintervallen tussen optreden van cardiale klachten (suggestief voor een myocardinfarct) en hospitalisatie. De plasmaspiegel begint te stijgen 12 tot 16u na het begin van het infarct, met bereiken van de piek na +/- 30 tot 40u, en blijft verhoogd tot 8 à 12 dagen. Toch is het bepalen van het LDH gehalte i.k.v. vermoeden van een hartinfarct minder betrouwbaar dan het bepalen van de troponines, aangezien vaak vals-negatieve resultaten van het LDH kunnen voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn: vroege fase (<24u), kleine myocardschade. Tegenwoordig wordt meer gebruik gemaakt van merkers zoals CK(-MB) en troponine voor myocardschade, aangezien deze in een vroeger stadium meetbaar zijn in het bloed.
Ook bij de evaluatie van hepatocellulaire schade (leveraandoeningen) is het LDH eerder verlaten: bepaling van de aminotransferasen, zijnde AST en ALT, blijken een hogere sensitiviteit en specificiteit te hebben.
Tegenwoordig heeft LDH vooral een plaats bij uitwerking van een anemie, waar hemolytische anemie (‘overmatige afbraak van rode bloedcellen door beschadiging’) moet aangetoond/uitgesloten worden.
In zeldzame gevallen wordt een gestegen LDH soms ook in verband gebracht met de aanwezigheid van een maligniteit (bvb. testiscarcinoom, hematologische maligniteiten, …) en kan het LDH gebruikt worden als een soort tumormarker.
Verhoging:
§ Bvb. < hartinfarct, hartfalen
§ Bvb. < schade aan de spiercellen (bvb. < trauma)
§ Bvb. < leveraandoeningen
Opm: valse verhoging door hemolyse van het staal !