Overzicht van de labotest

Totaal eosinofielen Bijsluiter (intern gebruik)

Afname

Materiaal:
EDTA
Bewaarcondities voor transport:
2 - 10
Aandachtspunten:

Kamertemperatuur: 4 uur

2 - 8 °C: 8 uur

Afname instructies:

Analyse

Uitvoerend labo:
Klinisch Laboratorium
Uitvoeringsfrequentie:
dagelijks

Referentiewaarden

Leeftijd Man Vrouw
0.00-0.50 10^3/µl 0.00-0.50 10^3/µl

Wetenschappelijk

Wetenschappelijke Info:

Testindicaties:


De eosinofielen worden bepaald in het kader van een volledig bloedonderzoek. Dit als onderdeel van de witte bloedceldifferentiatie. Indien er klachten aanwezig zijn die zouden kunnen wijzen op een allergische reacties of een parasitaire infectie kan de arts beslissen om de eosinofielen te bepalen. Het aantal en type witte bloedcellen die worden bepaald zijn van belang voor het nagaan van de werking van het afweersysteem. De lymfocyten en neutrofiele granulocyten zijn het meest belangrijk voor een goede werking van het immuunsysteem.


(Patho-)fysiologie:


De eosinofiele granulocyt vormt één van de vijf soorten witte bloedcellen. Deze cellen hebben een belangrijke functie in het afweersysteem, namelijk het reageren op infecties. De eosinofielen spelen de grootste rol bij het binnendringen van parasieten of allergenen. Door de juiste stimulus kunnen ze de inhoud hun granules uitstoten over doelwitten zoals wormen. Daarnaast secreteren ze histamine en arylsulfatase om de histamineleukotrienen te inactiveren. De eosinfofielen ontwikkelen zich in het beenmerg onder invloed van interleukines en granculocyt-macrofaag-colonie stimulerende factor. Deze cel is ongeveer even groot als de neutrofiele granulocyt. Wat het meest opvalt aan deze cel is dat het cytoplasma relatief grote, helderoranje en regelmatig gevormde korrels bevat. Daarnaast hebben ze een tweelobbige kern. De eosinofielen komen normaal wel voor in het bloed, zo’n 1-5% van de witte bloedcellen.


Betekenis van het resultaat:


Verlaagd (eosinopenie):


  • Als onderdeel van een pancytopenie (Onderdrukking van alle celijnen).
  • Als reactie op toediening van ACTH (adrenocorticotroop hormoon) of bijnierschorshormoon.


Opm: boek wegwijzer in de laboratoriumdiagnose vermeldt dat eosiopenie, basopenie en monocytopenie blijven moeilijk objectiveerbaar gezien het beperkte aandeel van deze cellijnen in de bloedbaan. Ze zijn dan ook van ondergeschikt belang voor de diagnose.


 

Verhoogd (eosinofilie):


Matig gestegen:


  • Allergische reactie (hooikoorts, astma en voedselallergie zijn de meest voorkomende)
  • Overgevoeligheid voor geneesmiddelen


Veel gestegen:


  • Infecties met parasieten (amoeben en wormen)
  • Bepaalde huidziekten, bijvoorbeeld eczeem, psoriasis, herpetiforme dermatitis
  • Sommige maligniteiten, bijvoorbeeld de ziekte van Hodgkin
  • Sommige auto-immuunziekten
  • Eosinofiele leukemie
  • Eerder zeldzamen aandoeningen zoals eosinofiel granuloom, polymorf erytheem, sarcoïdose


Aandachtspunten:

Laatst gewijzigd op

2025-01-20 13:14:00
material