kamertemperatuur, 4 - 8 °C: 24 uur
Leeftijd | Man | Vrouw |
---|---|---|
70-180 µg/dl | 60-180 µg/dl |
Ijzer wordt vaak bepaald in het bloed ter opsporing van aandoeningen die geassocieerd zijn met een ijzergebrek. Ijzergebrek is namelijk de meest voorkomende oorzaak van bloedarmoede. Klachten die hierbij kunnen passen, zijn moeheid, kortademigheid en duizeligheid.
Voorts wordt ijzer ook bepaald bij vermoeden van een ijzerstapelingsziekten (bvb. erfelijke hemochromatose), een aandoening waarbij teveel ijzer in het lichaam wordt opgeslagen. Klachten die hierop zouden kunnen wijzen, zijn vermoeidheid, gewrichtsklachten, suikerziekte,…
Naast het ijzergehalte zijn de ferritineconcentratie (‘stockage-eiwit van ijzer’) en de transferrineverzadiging (‘transporter van het ijzer’) belangrijke parameters om de ijzerstatus in kaart te brengen.
Ijzer is noodzakelijk voor de aanmaak van hemoglobine en dus rode bloedcellen in het beenmerg. Hemoglobine, op zijn beurt de belangrijkste bouwsteen van rode bloedcellen, is een eiwit in het bloed dat instaat voor de binding aan en het transport van zuurstof doorheen het lichaam. Verder is ijzer ook noodzakelijk voor de werking van enkele enzymen. Vitamine C staat erom bekend de opname van ijzer door het lichaam te bevorderen.
Het ijzermetabolisme wordt strikt geregeld. Het menselijk lichaam bevat gemiddeld een totale hoeveelheid ijzer die varieert van 3 tot 5 g. Ijzer wordt opgenomen via de voeding door het gastro-intestinaal stelsel en aldaar gebonden aan het transporteiwit van ijzer, het transferrine genaamd. De grootste fractie van het ijzer aanwezig in het lichaam, zit vervat in hemoglobine in de rode bloedcellen. De overmaat aan ijzer wordt opgeslagen in de lever, onder de vorm van ferritine. Een indirecte maat voor het transferrine is het TIBC (‘total iron binding capacity’) en de transferrine saturatie. Deze laatste waarde geeft aan voor hoeveel procent het ijzer verzadigd/gebonden is aan het transferrine.