IgM wordt slechts in 28 tot 33 % van de patiënten met acute C. trachomatis infectie gedetecteerd, maar wordt ook gedetecteerd bij patiënten zonder actieve chlamydia infectie.
IgA is een meer betrouwbare parameter in volwassenen gezien IgA igv primaire infectie maar ook igv reïnfectie meer frequent detecteerbaar blijkt. Voorzichtigheid is aanbevolen bij de interpretatie. Kruisreactie met andere Chlamydia species is een mogelijkheid, maar kan ook te wijten zijn aan infectie met méér dan één Chlamydia species.
Bij laag genitale infecties bij vrouwen is een cervicale wisser of een urine waarop een moleculaire detectie van Chlamydia trachomatis gebeurt, van meer diagnostisch nut dan een serologie. Serologie is daarentegen wel nuttig voor:
1) de diagnostiek van hoog-genitale infecties (salpingitis, PID, endometritis),
2) Lymphogranuloma venereum,
3) in kader van infertiliteit,
4) bij etiologische zoektocht in kader van arthritis/Reiter syndroom,
5) eventueel voor epidemiologische doelstellingen.
Het serologische antwoord is belangrijker in geval van diepe infecties, waar de antigenische stimulatie verlengd zal zijn. In kader van een IgG-positieve serologie (≥ 1/100), zullen IgM en IgA bepalingen toelaten om de serologische diagnostiek te verfijnen. De specifieke IgM antistoffen duiken op enkele dagen na oplopen van primaire infectie, en persisteren enkele weken. Ze wijzen op een recente infectie en indien positief bevestigen ze het evolutief karakter van de infectie, die mogelijk enkel slaat op de lage genitale tractus. De diagnostiek van Chlamydia trachomatis salpingitis, klinisch gekenmerkt door een sluimerend en silentieus verloop, gebeurt vaak laattijdig, na het verdwijnen van de IgM antistoffen, op het moment dat de IgG antistoffen reeds hun plateauwaarde bereikt hebben. De IgA antistoffen zijn immuunglobulines van weefselorigine, die getuige zijn van een diep viscerale aantasting. Zij worden voorgesteld als merkers van evolutieve lokale zieke.