Overzicht van de labotest

Referentiewaarden

Leeftijd Man Vrouw
<40 IU <40 IU

Wetenschappelijk

Wetenschappelijke Info:

De diagnostiek voor toxoplasmose valt uiteen in twee delen: het aantonen van de infectie bij meestal symptomatische
patiënten en het screenen van patiënten (immuno-incompetente personen, zwangeren).
 Toxoplasma gondii is een intracellulaire parasiet, die de mens kan besmetten. Besmetting gebeurt via contact met faeces van katten of door inname van slecht gekookt vlees besmet met cysten. De incubatietijd bedraagt 10-23 dagen.  Na infectie blijven weefselcysten aanwezig met een voortdurende antigene stimulatie waardoor de antistofproductie in stand blijft. De cysten kunnen zich in vele weefsels handhaven De seroprevalentie bedraagt ongeveer 50% in België.
 
Verworven toxoplasmose
Meestal verloopt een infectie asymptomatisch, maar soms (< 10%) ziet men lymfadenopathieën (vaak cervicaal) of vrij vage klachten ('flulike illnes'), ooginfectie, lever- en miltvergroting of huiduitslag.Ernstige tot fatale infecties doen zich voor bij personen met een onderdrukt immuunsysteem.  Dit is meestal een reactivatie van een latent verworven infectie en hebben meestal betrekking op het centraal zenuwstelsel (intracerebrale massa of encephalitis) of myocarditis, pneumonitis, hepatitis of chorioretinitis.
Verkregen oculaire toxoplasmose  beperkt zich zeker niet tot immuno-incompetente personen. Tijdens de primair verkregen infectie verloopt oculaire toxoplasmose vaak subklinisch,  de oogproblemen komen meestal later. Ondanks therapie ontwikkelt 25% van de mensen met oculaire toxoplasmose een blind of slechtziend oog.
Congenitale toxoplasmose
Transplacentaire transmissie  van de parasiet kan voorkomen bij een acuut verworven maternele infectie.   De kans op transmissie neemt toe met de duur van de zwangerschap van ± 6% bij 10 weken naar meer dan 80% bij 38 weken.  De klinische verschijnselen van congenitale infectie zijn sterk afhankelijk van het trimester waarop de moeder geïnfecteerd is geraakt. Bij infectie van het kind in het 1ste trimester is de schade het grootst, met grote kans op ernstige pathologie. Hierbij kunnen hydrocefalus, cerebrale verkalkingen, mentale retardatie, microcefalie, oogafwijkingen en doofheid optreden. Bij een infectie in het 2de en 3de trimester van de zwangerschap is de kans op schade aan het kind kleiner. Vele kinderen die in utero geïnfecteerd worden, zijn asymptomatisch bij geboorte (70%), maar ontwikkelen later symptomen (neurologisch, audiologisch of intellectueel).  De incidentie van congenitale toxoplasmose bedraagt  5-10 per 10 000 geboorten.

 
De diagnose wordt gesteld door seroconversie van Toxoplasma gondii IgG antistoffen.  Deze antistoffen worden positief 1-2 weken na een acute infectie.   Een minstens viervoudige titerstijging van IgG in gepaarde serumstalen afgenomen 3-6 weken uit elkaar  kan eveneens op een primo-infectie wijzen of op een zeldzame reïnfectie.
Het opsporen van IgM is zeker geen diagnostisch criterium en moet dus vooral buiten het kader van een klinische presentatie (vb. screening zwangeren) met de grootste omzichtigheid geïnterpreteerd worden. IgM kan immers vele maanden (tot meer dan 1 jaar) in het serum aangetoond worden. 
 
De prenatale diagnose van foetale Toxoplasma gondii infectie wordt gesteld door PCR op amniosvocht.  Deze PCR mag niet vroeger uitgevoerd worden dan 4 weken na de acute maternele infectie.
De postnatale diagnose van een congenitale infectie wordt gesteld door bepaling van IgM, IgA en IgG op neonataal serum.  De aanwezigheid van IgM (sensitiviteit 45%) of IgA (sensitiviteit 65%) in neonataal serum is diagnostisch  voor aangeboren toxoplasmose. Navelstrengbloed is niet toegelaten gezien mogelijke contaminatie met materneel bloed.  Indien het kind IgG seronegatief is na het eerste jaar is een congenitale infectie uitgesloten.
 
In geval van oculaire of cerebrale toxoplasmose wordt Toxoplasma gondii DNA bepaling uitgevoerd op respectievelijk vitreum/voorkamervocht of cerebrospinaal vocht als bevestiging bij een positieve serologie.  Bij sterk immuungecompromitteerde patiënten is de serologie echter weinig informatief.

Nomenclatuur

Nomenclatuurcode:
555973
Beschrijving:
555973 - 555984 B 450 Titreren van antiweefselantilichamen #(Maximum 1) (Diagnoseregel 26)
Bron: RIZIV website op 01/10/2025

Laatst gewijzigd op

2025-10-11 11:46:13