Leeftijd | Man | Vrouw |
---|---|---|
>60 % | >60 % |
Bij deze test wordt de concentratie proteïne C in het bloed bepaald. ">De arts zal een bepaling van het proteïne C uitvoeren om na te gaan of de overmatige bloedstolling (zich uitend in een bloedklonter = trombose bvb. in de benen of de longen) het gevolg is van een tekort in het proteïne C. Vaak zal het in dit geval gaan over relatief jonge mensen (< 50 jaar). Ook wordt het proteïne C bepaald bij ernstige algemene aandoeningen, bvb. bij diffuse intravasculaire stolling (DIC). Deze stollingstest behoort niet tot de routine stollingstesten en wordt enkel aangevraagd bij heel specifieke indicaties (zie ‘klinische achtergrond’). Vaak wordt in dat geval een bepaling van het proteïne C gecombineerd met andere ‘stollingstesten’ >zoals proteïne S, factor V Leiden mutatie, lupus anticoagulans, protrombine mutatie en antitrombine.
Proteïne C is een glycoproteïne, aangemaakt door de lever, dat afhankelijk is van vitamine K voor diens synthese. Het zorgt, samen met het proteïne S, voor het tegengaan van een overmatige bloedstolling, m.a.w. is het een soort controle mechanisme. Bloedstolling is een noodzakelijk proces wanneer een bloedvatwand beschadigd wordt. De productie van een bloedklonter zorgt dat verder bloedverlies voorkomen wordt en beschermt de plaats van beschadiging totdat herstel optreedt. Bloedstolling is een complex proces, waarbij trombocyten (bloedplaatjes) en stollingsfactoren centraal staan. Er treedt een cascade op van opeenvolgende stollingseiwitten waaruit finaal een stabiele fibrineklonter (bloedklonter) gemaakt wordt. Wanneer herstel van de bloedvatwand opgetreden is, zal de bloedklonter weer afgebroken worden d.m.v. het proces ‘fibrinolyse’ d.m.v. fibrinolytische eiwitten. De bloedstolling dient zeer gereguleerd te verlopen, aangezien een overmatige bloedstolling in het lichaam kan leiden tot bloedklonters (‘tromboses’). Proteïne C wordt in aanwezigheid van trombine omgezet in geactiveerd proteïne C (APC).
Geactiveerd proteïne C (APC) zorgt vervolgens, met behulp van proteïne S als cofactor, voor inactivatie van factor Va en factor VIIIa, waardoor de productie van trombine en fibrine finaal verminderd wordt en de stolling geïnactiveerd wordt. Proteïne C en S zorgen samen ook voor stimulatie van de fibrinolyse. APC en proteïne S zorgen aldus voor tegengaan van een overmatige bloedstolling (soort ‘veiligheidsmechanisme’).
Een tekort aan proteïne C (‘deficiëntie’) kan veroorzaakt worden door een zeldzame erfelijke (autosomaal dominante) aandoening. De prevalentie is laag (0.5%; 3% van alle VTE’s door een erfelijke oorzaak), maar vormt daarentegen wel een grote risicofactor voor het optreden van veneuze trombo-embolische events (VTE). De helft van de patiënten met een proteïne C deficiëntie zal namelijk voor de leeftijd van 50 jaar een trombose doormaken. Het kan dus een mogelijke oorzaak zijn van trombofilieën (verhoogde neiging tot tromboses), aangezien het proces van bloedstolling ongeremd verdergezet wordt. Dit kan bijgevolg aanleiding geven tot bloedstolsels in de bloedbaan (bv. in de benen (diepe veneuze trombose = DVT), in de longen (longembool)). Grote aandacht moet aldus geschonken worden aan bijdragende niet-genetische factoren aan trombofilie, bvb. vliegreizen, orale anticonceptie, zwangerschap, operatieve ingrepen, immobilisatie, roken, obesitas, ….
Een tekort aan proteïne C kan ook een verworven oorzaak hebben (zie hieronder ‘betekenis => daling’). Verder zou een proteïne C deficiëntie ook aanleiding kunnen geven tot necrose van de huid onder warfarine therapie, neonatale purpura fulminans en miskramen.
Absolute indicaties voor testing voor trombofilieën zijn: 1ste VTE bij leeftijd < 50 jaar zonder uitlokkende factoren, positieve familiale anamnese voor trombofilieën, trombose op ongewone locatie (portale, mesenterische, cerebrale venen) en recidiverende tromboses.
Belangrijk is te noteren dat een proteïne C bepaling, bij patiënten onder antistollingsmedicatie, enkel betrouwbaar is indien de patiënt (al dan niet tijdelijk) met deze medicatie stopt. Aangezien de erfelijke vorm op een autosomaal dominante manier wordt overgeërfd, betekent dit dat nakomelingen van een ouder met de aandoening 50% kans hebben om de aandoening over te erven.
Daling:
o Overmatige stolling van het bloed (evt. leidend tot tromboses). Een daling van de concentratie aan proteïne C kan het gevolg zijn van:
§ Erfelijk tekort aan proteïne C
§ Verworven oorzaak, bvb. <
· Neonatale periode
· Leveraandoeningen
· Diffuse intravasculaire stolling (DIC)
· Vitamine K tekort
· Antistollingsmedicatie (coumarines)
· Ernstige infecties (bvb. < meningococcen)
· Gevorderde nierinsufficiëntie
· Maligniteiten (kanker)
. Acute... (per ongeluk tekst verwijderd)
Verhoging:
o Geen klinische betekenis (‘onschuldig’). Mogelijke oorzaken van een stijging in de concentratie van het proteïne C, zijn:
§ Nefrotisch syndroom
§ Hyperlipidemie
§ Oudere leeftijd