Antistoffen tegen de schildklier
Anti-TPO en anti-Tg zijn antistoffen tegen de schildklier. Zij veroorzaken een ontsteking en beschadigen de schildklier.
Veel patiënten met de ziekte van Graves en de ziekte van Hashimoto hebben deze antistoffen. Bij patiënten met andere schildklieraandoeningen komen deze antistoffen ook voor, maar minder.
Ze zijn soms ook aanwezig bij gezonde personen, met name bij vrouwen boven 45 jaar. Niet iedereen met deze antistoffen krijgt een schildklieraandoening.
Wat is de betekenis van het resultaat?Antistoffen (TPO en Tg) tegen schildklier %
- ziekte van Hashimoto 99.9
- ziekte van Graves 75
- niet-toxisch struma 50
- schildkliercarcinoom 10
- ziekte van Quervain 10
- gezonde personen 0 - 30
(afhankelijk van leeftijd en geslacht)
Wetenschappelijke achtergrondThyroïd antistoffen in het algemeen
Bij de meest voorkomende aandoeningen van de schildklier werkt het afweersysteem van het lichaam niet goed. Dat afweersysteem noem je ook wel immuunsysteem. Dit immuunsysteem gaat indringers in ons lichaam te lijf, zoals virussen en bacteriën.
Het komt voor dat het immuunsysteem zich vergist en het eigen lichaam aanvalt. Het immuunsysteem ziet dan eigen cellen als vijandelijke indringers. Het maakt antistoffen tegen deze eigen cellen: auto-antistoffen.
Als iemand daardoor ziek wordt, spreken we van een auto-immuunziekte.
· TPO- en Tg-antistoffen vallen de eigen schildkliercellen aan. De antistoffen vernietigen de schildkliercellen waardoor de schildklier te weinig of geen hormoon meer aanmaakt. Er ontstaat een hypothyreoïdie. Dit is het geval bij de ziekte van Hashimoto.
· TPO- en Tg-antistoffen komen echter ook voor bij schildklierpatiënten met de ziekte van Graves en andere schildklieraandoeningen. Deze antistoffen kan men verder bij zich dragen zonder een schildklierstoornis te ontwikkelen.
· TSI-antistoffen (of TSAb) richten zich tegen de TSH-receptor: dat deel van de schildkliercellen waar het TSH-hormoon uit de hypofyse zich aan hecht. De TSI-antistoffen gedragen zich als TSH-hormonen en stimuleren de schildklier tot hormoonproductie. Ook wanneer dit niet nodig is. De schildklier produceert te veel hormoon en er ontstaat een hyperthyreoïdie. Dit gebeurt bij de ziekte van Graves.
· TBI-antistoffen blokkeren de werking van het TSH-hormoon. De schildklier wordt niet meer gestimuleerd om hormoon te produceren en verschrompelt. Er ontstaat een hypothyreoïdie.
Gevolgen voor de schildklier
De meest voorkomende oorzaak van een schildklieraandoening is een auto-immuunziekte.
We onderscheiden de volgende antistoffen:
· antistoffen tegen het schildklierweefsel (anti-TPO en anti-Tg)
· antistoffen tegen de TSH-receptor.
Antistoffen tegen de schildklier
Anti-TPO en anti-Tg zijn antistoffen tegen de schildklier. Zij veroorzaken een ontsteking en beschadigen de schildklier.
Veel patiënten met de ziekte van Graves en de ziekte van Hashimoto hebben deze antistoffen. Bij patiënten met andere schildklieraandoeningen komen deze antistoffen ook voor, maar minder.
Ze zijn soms ook aanwezig bij gezonde personen, met name bij vrouwen boven 45 jaar. Niet iedereen met deze antistoffen krijgt een schildklieraandoening.
Antistoffen (TPO en Tg) tegen schildklier %
ziekte van Hashimoto 99.9
ziekte van Graves 75
niet-toxisch struma 50
schildkliercarcinoom 10
ziekte van Quervain 10
gezonde personen 0 - 30
(afhankelijk van leeftijd en geslacht)