dagelijks
Maximaal 4 uur na ontvangst
Hoofdlabo Waregem
nee
2 - 8 °C: 8 uur
kamertemperatuur: 8 uur
ja
554573 - 554584 B 80 Thromboplastinetijd (prothrombinetijd) (Maximum 1)(Cumulregel 54) Klasse 6 (Urgentie)
Het buisje moet tot aan de maatstreep gevuld zijn, anders vals verlengde stolling
Wetenschappelijke achtergrondDe protrombinetijd, afgekort als PT, is een belangrijke term in de bloedstolling. Bloedstolling is een uitermate complex proces, waarin trombocyten (bloedplaatjes) en stollingsfactoren centraal staan. Er treden opeenvolgende reacties plaats tussen verschillende stollingsfactoren, om op die manier tot het finaal resultaat van een stabiele bloedklonter (‘fibrineklonter’) te komen. De protrombinetijd is de tijd die nodig is om het bloed in vitro te laten stollen tot een fibrinestolsel, na activatie van de stollingscascade d.m.v. toevoeging van calcium, fosfolipiden en weefselfactor (tromboplastine; als stollingsactivator) aan het bloedbuisje met citraatplasma. De fosfolipiden werken als een substraatoppervlak voor de reactie. Het tromboplastine anderzijds zorgt ervoor dat stollingsfactor VII geactiveerd wordt tot FVIIa, dewelke op zijn beurt de extrinsieke stollingsroute activeert. Het bloed van de patiënt wordt bovendien afgenomen in een citraatbuisje, wat maakt dat het aanwezige calcium (in vivo aanwezig) wordt gebonden aan de zwakke chelator citraat, waardoor vroegtijdige activeren van de stollingscascade wordt geïnhibeerd. In het labo wordt na centrifugatie opnieuw calcium toegevoegd aan het citraatplasma, waardoor op een gecontroleerde manier de stollingscascade, uitmondend in een fibrinestolsel, wordt gestart.
De protrombinetijd is een maat voor de werking van de stollingsfactoren uit de extrinsieke en de gemeenschappelijke stollingsroute en is bijgevolg gevoelig aan stollingsfactor V, VII, X, II (protrombine), I (fibrinogeen). Vitamine K is noodzakelijk als co-factor voor de aanmaak van de vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren, zijnde factor II, VII, IX en X, t.h.v. de lever. De lever staat aldus in voor de synthese van bijna alle stollingsfactoren (fibrinogeen=FI, trombine=FII, V, VII, IX, X, XI).
De protrombinetijd wordt uitgedrukt in seconden of in %. De referentiewaarden van de PT verschillen sterk tussen laboratoria, aangezien het gebruik van het specifieke tromboplastine een grote variabiliteit kent. Op die manier is het moeilijk om waarden tussen verschillende laboratoria te vergelijken, aangezien verschillende referentiewaarden en meetwaarden van toepassing zijn. Om die reden werd een afgeleide gestandaardiseerde waarde van de PT, zijnde de INR (‘Internationalised Normalised Ratio’), geïntroduceerd. De INR is de verhouding van de PT van de patiënt, t.o.v. de (referentie) PT van normaal plasma, met een correctie voor de gevoeligheid van het gebruikte tromboplastine na ijking op een WHO-standaard (cfr. ISI-waarde).
Wat moet ik nog meer weten?Het buisje moet tot aan de maatstreep gevuld zijn, anders vals verlengde stolling
Test algoritmeM | V | |
---|---|---|
70-100 | 70-100 |
%
mechanische viscositeitsdetectie
Benodigd staalvolume3 ml
Toegelaten staaltypescitraat plasma