Afname

Materiaal:
EDTA
Bewaarcondities voor transport:
2 - 10
Afname instructies:

Analyse

Uitvoerend labo:
Hoofdlabo Waregem
Antwoordtijd:
Maximaal 24 uur na ontvangst
Uitvoeringsfrequentie:
Indien nodig
EQC Deelname?:
ja

Wetenschappelijk

Wetenschappelijke Info:

Het aantal D-antigenen op de erytrocytenmembraan kan van persoon tot persoon sterk wisselen. De meest bekende kwantitatieve D-antigeen afwijking is het "zwakke D" antigeen (Dw). Patiënten met een verzwakt (laag aantal) maar volledig intact D-antigeen zijn Rh(D) positief en niet in staat om allo-antistoffen tegen het D-antigeen te produceren. Naast kwantitatieve variaties zijn er ook een flink aantal kwalitatieve varianten van het Rh(D) antigeen beschreven. Patiënten met een D-variant (onvolledig D-antigeen) kunnen zelf wel allo-anti-D antistoffen vormen tegen de epitopen van het D antigeen die ze zelf niet bezitten. De meest frequent voorkomende D-variant is Rh klasse VI. Om problemen te voorkomen wordt aan een Rh D zwakke of Rh D variante patiënt preferentieel en in de mate van het mogelijke Rh D negatief bloed toegediend. Bij een vrouw jonger dan 45 met Rh D variant wordt altijd Rh D negatief bloed gegeven.

Bijkomende Info:

Het is belangrijk de buizen voldoende te identificeren (naam + voornaam) en dit is noodzakelijk indien men de afname doet in kader van transfusie.

Een afzonderlijke EDTA-tube is vereist voor de bloedgroepbepaling. Een bloedgroepkaart wordt slechts bezorgd aan de patiënt wanneer de bloedgroep twee maal bepaald werd op twee onafhankelijk van elkaar afgenomen bloedmonsters. Pas dan wordt de bloedgroep als definitief beschouwd.

Nomenclatuur

Nomenclatuurcode:
555052
Beschrijving:
555052 - 555063 B 125 Opsporen van een zwak RH1 fenotype #(Maximum 1) (Diagnoseregel 23)
Bron: RIZIV website op 01/03/2024

Laatst gewijzigd op

2012-12-24 16:27:00