Kamertemperatuur: 7 dagen
Koelkast (2-8°C): 3 weken
Diepvries (-20°C): 8 maanden
Leeftijd | Man | Vrouw |
---|---|---|
2.20-2.75 mmol/l | 2.20-2.75 mmol/l |
Calcium bevindt zich in de circulatie onder drie vormen:
Vooral het geïoniseerd calcium is fysiologisch van belang. Hoge of lage serum eiwitconcentraties kunnen gepaard gaan met een afwijkende totale calciumconcentratie, maar de concentratie aan geïoniseerd calcium zal ongewijzigd blijven (pseudohypo- of pseudohypercalcemie). Een simultane bepaling van albumine of totaal eiwit is dus onontbeerlijk voor de correcte interpretatie van het totaal calcium.
Calcium bevindt zich samen met fosfaat in een homeostase die endocrien gereguleerd wordt door PTH en vitamine D. Een verstoring van één of meer van deze elementen zal dan ook leiden tot een afwijkende calcemie.
Een typisch voorbeeld is de neoplastische hypercalcemie: de calciumspiegel stijgt door een tumorale productie van PTH-related-proteins of 1α,25 dihydroxyvitamine D of door osteoclastische metastasen. Een overactieve bijschildklier (primaire hyperparathyroidie) is een andere belangrijke oorzaak van hypercalcemie.
Vitamine-D gebrek, hypomagnesie en bijschildklierinsufficiëntie leidt dan weer tot hypocalcemie, wat wordt gekenmerkt door krampen of zelfs convulsies.
Omdat een groot deel van het calcium dat in het bloed aanwezig is gebonden is aan albumine, dient bij de interpretatie van de calciumconcentratie rekening gehouden te worden met de hoeveelheid albumine. Bij hoge albumineconcentraties zal er veel calcium aan albumine gebonden zijn. Er wordt dan een verhoogde hoeveelheid totaal calcium gemeten, terwijl de hoeveelheid geïoniseerd calcium niet verhoogd hoeft te zijn
Een bruikbare manier om snel een aangepaste calciumwaarde te berekenen is:
Bovenstaande geldt alleen als de albumineconcentratie binnen het referentiegebied ligt.